Over Jiri
Ik kom uit een gezin met een jonger zusje, oudere broer en mijn vader en moeder. Mijn vroege jeugd herinner ik mij als stabiel. Ik had een heel goede band met mijn moeder. Met mijn vader heb ik altijd een gekke band gehad. Hij was heel gestructureerd en had rare regels. Ik vond het moeilijk om hiermee om te gaan en kon geen emoties van hem aflezen.
Bemiddelaar
Mijn ouders hebben allebei te maken gehad met een onveilige jeugd en hier psychische klachten aan overgehouden. Samen met mijn zusje was ik een soort bemiddelaar thuis. Als er spanning was gingen wij bemiddelen tussen mijn vader en moeder. Iets bespreken met mijn ouders was vaak lastig en zo ook voor mijn zusje. Toen zij hulp zocht hielp ik haar. Ik ging dan bijvoorbeeld mee naar haar intakegesprek.
Heel anders
Soms ging ik een weekendje weg met mijn moeder. Daardoor leek het alsof ik het heel fijn had thuis. Anderen zeiden soms: ‘Jouw moeder is zo leuk!’ Ik dacht dat de situatie thuis normaal was. Maar ik merkte dat het bij een vriendinnetje thuis heel anders was. Haar ouders wisten van mijn thuissituatie af. Ze vroegen ernaar en dat gaf mij erkenning; ik vond dat erg fijn. Verder wist niemand ervan af.
Jiri: 12-18 jaar
Zolang ik mij kan herinneren hebben mijn ouders gezegd dat ze gingen scheiden en toen ik zestien was ging mijn vader tijdelijk weg. Toen merkte ik dat het niet goed ging met mijn moeder. Ze kwam in een burn-out terecht, waar ze jarenlang in heeft gezeten. Toen ze zichtbaar ziek werd kwam ik erachter dat ik veel verantwoordelijkheid op me had genomen. Op een gegeven moment was mijn moeder erg suïcidaal en had ik het gevoel dat ik bij haar moest blijven, zodat ze niet meer alleen was en gekke dingen kon gaan doen. Dus soms ging ik niet naar school om bij haar te blijven.
Probleemkind
Volgens mijn leraren was ik een probleemkind. Ik had een grote mond en werd er vaak uitgestuurd, maar qua lesstof en toetsen vond ik school niet moeilijk. Ik hoefde er niet zoveel voor te doen. Ik vond het daardoor best wel een chille tijd.
Maar in het tweede jaar van mijn opleiding kreeg ik zelf een burn-out omdat ik mij 24/7 overprikkeld voelde en zorgde voor mijn moeder. Mijn vader had toen net zijn diagnose ADHD. Ik ben naar de huisarts gegaan en heb ook gevraagd om een ADHD-onderzoek. Het duurde heel lang voordat ik de juiste hulp kreeg omdat ik 17 was. Ik kon niet terecht bij jeugdzorg door de wachtlijst die te lang zou zijn, maar volwassen GGZ kon ook niet omdat ik nog niet volwassen was.
Overleven
In het vierde jaar werd ik zelf ziek en ging ik bijna niet meer naar school omdat dat lichamelijk niet ging. Ik zat daardoor thuis met een moeder die psychisch steeds meer klachten kreeg. Ik vond dat een heel lastige tijd. Ik was de verbinding met mijn klasgenoten kwijt. Het voelde alsof ik mijn schoolidentiteit was kwijtgeraakt. Mijn leven draaide alleen maar om overleven en mijn moeder.
“Ik dacht dat de situatie thuis normaal was.”
Jongeren geven een:
Tip voor het onderwijs
Tip voor het onderwijs
Jiri: 18-25 jaar
In het derde jaar van mijn opleiding ging ik op mezelf wonen. Ik deelde een appartement met twee andere jongens. Ik vond het eigenlijk niet zo lastig om ineens alles zelf te hoeven doen. Wel voelde ik me erg onveilig.
Ervaringsdeskundige
Toen ik negentien was werd ik na een suïcidepoging opgenomen. Toen hoorde ik voor het eerst de term KOPP-kind. In de kliniek werkte een ervaringsdeskundige die vertelde over zijn eigen jeugd en hoeveel pijn die hem had gedaan. Hierdoor voelde ik: mijn verhaal is valid.
Hij zag dat ik iets anders nodig had dan ik toen kreeg. Dit zorgde voor een omslagmoment in mijn behandeling. Ik heb deze ervaringsdeskundige en mijn hoofdbehandelaar verteld over thuis. Mijn ouders kwamen toen ook allebei voor een gesprek. Bij mij zorgde dat ervoor dat de vertrouwensband met mijn vader herstelde. Hij vond het allemaal zo erg voor mij. Mijn moeder daarentegen schoot uit haar slof en liet het gesprek veel te veel over zichzelf gaan.
Huilen en verwerken
Het contact met mijn vader is nu heel goed. Ik zit nog steeds in behandeling, wat uitdagingen met zich meebrengt. Ik merk dat ik dat echt kan delen met mijn vader. Hij kwam naar me toe voor een kop koffie en we konden het erover hebben. Ik kon huilen en verwerken. Mijn vader heeft nu veel aandacht voor mij en mijn broer en zusje. Hij is daarin erg veranderd en durft naar zichzelf en naar het verleden te kijken.
Verbinding
Ik had hiervoor altijd oudere vrienden. Ik snapte namelijk niet dat leeftijdsgenoten in de weer waren met drank en het studentenleven. Ik kon niet met hen levelen. Ik wilde echte verbinding met mensen, omdat ik dat thuis miste. Die verbinding kon ik vinden bij mensen die iets ouder waren. De laatste jaren is dat veranderd. Nu heb ik meer vrienden van mijn eigen leeftijd.
“Door de ervaringsdeskundige in de kliniek voelde ik dat mijn verhaal er mag zijn.”
Respectvol
Op mijn werk denk ik soms: ik wil het wel met jullie delen, maar dit gaat over mijn ouders en ik wil respectvol naar hen blijven. Dan zou ik het makkelijker vinden om te zeggen: ‘Ik zit niet lekker in mijn vel en werk daarom thuis vandaag,’ dan: ‘Mijn moeder zit niet goed in haar vel en daarom blijf ik thuis vandaag.’
Vader worden
Als ik nadenk over de toekomst, dan hoop ik dat ik zelf vader mag worden. Mijn gevoel zegt: dat kan niet. Maar ik moet vertrouwen op de woorden die mensen mij teruggeven. Zij zeggen dingen als: ‘Je hebt nu zoveel therapie gehad, je hebt zo’n voorsprong.’ Maar het blijft een eng idee. Ik ben bang om daarin veel op mijn ouders van vroeger te gaan lijken.
Jongeren geven een:
Tip voor de GGZ
Tip voor de GGZ